05-02-20
Onderzoek
Beeldvorming
Suïcide

In Nederland verscheen recent een onderzoeksrapport over suïcide bij jongeren waarbij voor het eerst de methodiek van psychologische autopsie werd toegepast. De onderzoekers adviseren om deze methodiek in de toekomst structureel in te zetten.

In 2017 stierven in Nederland 81 jongeren tussen 10 en 20 jaar door zelfdoding.

In opdracht van het ministerie van VWS deed een brede werkgroep, onder auspiciën van 113 Zelfmoordpreventie en onder leiding van psychiater Arne Popma, onderzoek onder de nabestaanden van deze jongeren. De collega's van het NIP zaten in de begeleidingscommissie. In totaal zijn interviews gehouden met 104 ouders, broers en zussen, vrienden, docenten en hulpverleners van 35 jongeren.

Belangrijke conclusies zijn te lezen in de samenvatting (pdf). 63% van de jongeren waarvan de naasten hebben meegewerkt aan het onderzoek waren in beeld bij de zorg op moment van overlijden. Bij 17 jongeren was er sprake van één of meerdere diagnose(n) en bij 14 jongeren was er sprake van complexe problematiek.

Ouders waardeerden de individuele inzet van hulpverleners maar uitten kritiek op het systeem. De jongeren met complexe problematiek konden moeilijk passende zorg vinden en belandden daarbij vaak in een vicieuze cirkel van aanmelding, wachtlijsten, diagnostiek, afwijzingen en verwijzing. Ouders voelden zich vaak onvoldoende gehoord en betrokken bij de hulpverlening.

De onderzoeken doen aanbevelingen voor een netwerk-aanpak, waarbij hulpverleners, naasten en andere betrokkenen uit het leven van de jongeren samen acteren en met elkaar de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en zorg dragen. Ook scholen zijn belangrijk in het signaleren van psychische problematiek en het voorkomen van kopieergedrag na een suïcide.

Het toepassen van een psychologische autopsie na zelfdoding wordt gezien als een waardevol instrument om meer kennis te vergaren. Advies is dan ook dat dit in de toekomst structureel wordt georganiseerd bij zelfdoding door een jongere.

Meer informatie over dit onderzoek

Met dank aan de collega's van het Nederlands Instituut van Psychologen