Veroudering en dementie: Ontwikkelingen in de klinische neuropsychologie

Mentaliseren op latere leeftijd

Een van de voorwaarden voor succesvol ouder worden, is een goed begrip van andere personen. Dit voorkomt niet alleen eenzaamheid, het bevordert levenstevredenheid en zelfs wijsheid. Het goed kunnen begrijpen van anderen is deels afhankelijk van de zogenaamde mentalisatievaardigheden, wat in deze context verwijst naar het inschatten van gedachten, intenties en emoties bij een ander en evenzeer bij zichzelf. 
     Klassiek wordt een onderscheid gemaakt tussen affectieve en cognitieve aspecten van mentaliseren, waarbij affectieve vaardigheden gericht zijn op het meevoelen van de ander en nogal eens benoemd worden als ‘empathie’ of ‘compassie’. Cognitieve vaardigheden worden eerder beschreven als Theory of Mind (ToM) en verwijzen naar het kunnen begrijpen of voorspellen van gedrag vanuit de doelen en overtuigingen die een ander heeft. 
     Sommige onderzoekers suggereren – onder andere geïnspireerd door de socio-emotionele selectiviteitstheorie – dat ouderen er beter in slagen om anderen aan te voelen en te begrijpen. De meest optimistische onder hen verwijzen naar een toegenomen complexiteit van de emotionele beleving, gerelateerd aan een uitgebreidere levenservaring. 
     Hoewel onderzoek naar de invloed van ouder worden op mentaliseren geen eenduidige bevindingen oplevert, zijn er toch enkele preliminaire resultaten die interessant zijn om verder te verkennen. Zo blijken vooral de cognitieve aspecten van mentalisatie achteruitgang te vertonen met de leeftijd, terwijl de affectieve facetten van mentalisatie stabiel zouden blijven of verbeteren. Aangezien veroudering gepaard gaat met subtiele cognitieve veranderingen, onder andere op het vlak van executief functioneren, suggereren onderzoekers dat er een indirecte invloed is van leeftijd op cognitieve aspecten van mentalisatie via de beperkingen die optreden in het executieve functioneren.  
     Interessant is dat er bij pathologische veroudering of ‘neurodegeneratie’ vaak ook een probleem ontstaat met het aanvoelen van anderen of het inschatten van de bedoelingen. Verschillende types van neurodegeneratieve aandoeningen – zoals een ziekte van Alzheimer, een ziekte van Huntington, Parkinson, Frontotemporale Degeneratie, … - leiden bovendien tot andere patronen van uitval. Dit kan bijdragen aan de differentiaaldiagnostiek van neurodegeneratieve aandoeningen door middel van het klinisch neuropsychologisch onderzoek. 
     Er zijn echter nog enkele belangrijke aandachtspunten bij het testen van mentalisatievaardigheden op latere leeftijd. Zo kunnen huidige testinstrumenten nog verbeteren door (1) in te zetten op ecologische validiteit met onder andere dynamische stimuli, door (2) cognitief minder belastende taken uit te werken om zo effecten van algemene cognitieve achteruitgang op resultaten te minimaliseren, door (3) meer normgegevens te verzamelen en door (4) niet uitsluitend kwantitatief te kijken (‘scoort iemand hoger of lager dan verwacht’), maar ook kwalitatief en dus het soort van mentalisatiefouten in kaart te brengen omdat die diagnostisch minstens even interessant kunnen zijn. 
 

Lies Van Assche, PhD
Klinisch (neuro)psycholoog en systeemtherapeut

De COTESS: Validiteitsonderzoek en nieuwe ontwikkelingen

De COTESS is een testbatterij om cognitieve functies te testen bij ouderen, ontwikkeld door de COTESS werkgroep (1) binnen de Divisie Ouderenpsychologie van de Vlaamse Vereniging van Klinische Psychologen (VVKP). Als grondige herziening van de Vlaamse Dementie Batterij (VDB-I, 1989, VDB-II, 1998), werd de COTESS uitgegeven in 2011. De uitgave bestaat uit de handleiding, twee materiaalbundels, antwoordbladen, profielbladen, en normeringsgegevens op basis van een steekproef ouderen zonder gediagnosticeerde cognitieve of psychiatrische problemen. 

In deze presentatie stellen we de bevindingen voor uit een klinische studie, die bijdraagt aan de validiteit van de testen. De testresultaten van ouderen bij wie cognitieve problemen werden vastgesteld (meestal dementie) werden vergeleken met de testresultaten van de ouderen uit de steekproef zonder gediagnosticeerde cognitieve of psychiatrische problemen. Aan deze klinische studie werkten meerdere centra mee (Ouderenpsychiatrie UPC Duffel, UZ Leuven en UPC KULeuven, CGG De Pont Mechelen-Boom-Lier, Geheugenklinieken AZ Mol en AZ St Dimpna Geel) evenals een groep docenten van Thomas More Bachelor Toegepaste Psychologie Antwerpen(2), die studenten inzetten en analyses deden. We bespreken het onderscheidend vermogen van de testen volgens de cognitieve functies die ermee in kaart gebracht kunnen worden: aandachtfuncties, executieve functies, anterograde geheugenfuncties, retrograde geheugenfuncties, oriëntatie, taalfuncties, somatognosie, praxis, en logisch redeneren. We bespreken de bevindingen en beperkingen van deze studie. 

Aansluitend bespreken we nieuwe ontwikkelingen in het COTESS project. Naast belangrijke klinische observaties resulteert een testonderzoek in ruwe scores (b.v. aantal juiste, aantal fouten van een bepaalde soort, aantal seconden bij tijdsopneming), die aan de hand van normeringstabellen omgezet kunnen worden in afgeleide scores (percentielen) waarmee de testresultaten van de cliënt gesitueerd worden ten opzichte van de referentiegroep. De COTESS werkgroep onderzoekt de mogelijkheid om via een webtoepassing de omzetting van ruwe naar afgeleide scores te laten gebeuren, waarbij enerzijds de gebruiker als output een basisrapport krijgt van de testresultaten volgens cognitieve functies, en anderzijds de gegevens met ‘informed consent’ geanonimiseerd kunnen bijgehouden worden in een databestand voor verder onderzoek. We stellen de mogelijkheden voor met Metrisquare. 

Een andere nieuwe ontwikkeling in het COTESS project betreft het digitaliseren van testafnames, meer bepaald via een tablettoepassing, waar mogelijk. Deze ontwikkeling gebeurt in een samenwerkingsverband met een onderzoeksgroep van industriële ingenieurswetenschappen(3). We bespreken de nieuwe mogelijkheden die deze tablettoepassing biedt aan de hand van de test Letter detecteren uit de COTESS, alsook de uitdagingen die het stelt. 

Paul Dierick
Dr. psychologie, Ouderenpsychiatrie UPC Duffel – paul.dierick@emmaus.be
Namens de COTESS werkgroep en partners
 

(1)    De COTESS werkgroep bestaat momenteel uit: Paul Dierick (Ouderenpsychiatrie UPC Duffel), Suzy Delarbre (Medisch Centrum Munsterbilzen), Carine Sachem (Geriatrie UZ Gent), Ann Cappaert (CGG De Pont Mechelen-Boom-Lier), Lies Vanassche (UPC KULeuven), Kathleen Roten (UZ Leuven), Valerie Goovaerts (UPC KULeuven), Mieke Bellinkx (Geheugenklinieken AZ Mol en AZ St Dimpna Geel); en wordt ondersteund door Luc Van de Ven (UZ Leuven). 
(2)    Samenwerkingsverband met Thomas More Toegepaste Psychologie Antwerpen: Noortje Hermans, Jean-Philippe Van Dijck, Marlies Tierens, Katrijn Van Parijs; studente Shana Mangelschots; ondersteund door prof. Christophe Lafosse.  
(3)    Samenwerkingsverband met industriële ingenieurswetenschappen KULeuven: prof. Vero Vanden Abeele, Karsten Gielis (doctoraatsstudent), en studenten; ondersteund door prof. Jos Tournoy (Geheugenkliniek UZ Leuven).